Op 3 januari kwam een „laatste waarschuwing”. Na meer dan twintig aanvallen op koopvaardijschepen, eiste de coalitie die probeert de Rode Zee veilig te houden dat Houthi’s uit Jemen zouden stoppen met het afvuren van raketten op het internationale scheepsverkeer. Een week later nam de VN-Veiligheidsraad een resolutie van vergelijkbare strekking aan. Maar de aanvallen gingen door. Dat liet ‘Operation Prosperity Guardian’, zoals de coalitie genoemd is, weinig andere keus dan te reageren. Sinds eind vorige week voeren Amerikaanse en Britse gevechtsvliegtuigen daarom aanvallen uit op militaire stellingen van Houthi’s. Nederland, dat zich al eerder aansloot bij de coalitie, bleek verrassend genoeg het enige EU-land dat niet alleen politieke maar ook militaire steun verleende. Verder doen Australië, Bahrein en Canada mee.
Dat de coalitie een grens stelt valt te rechtvaardigen. Opstandelingen met wapens elders in de wereld moeten niet op ideeën worden gebracht. Vrijheid van de volle zee, mare liberum, is een van de oudste principes van het internationaal recht. Naar schatting 30 procent van het wereldwijde containerverkeer verloopt via de Rode Zee en nu al hebben de aanvallen van de Houthi’s, een militante etnische groep, de internationale zeevaart ernstig ontregeld. Rederijen kiezen ervoor om niet langer de snelle route via het Suez-kanaal in Egypte te nemen maar de veel langere weg langs Kaap de Goede Hoop. Dit leidt niet alleen tot immense logistieke problemen – er zijn domweg meer schepen nodig – maar op termijn ook tot hogere prijzen. Dat juist Nederland, met de belangrijkste diepzeehaven van Europa, meedoet is begrijpelijk.
Dat neemt niet weg dat de bombardementen risico’s met zich meebrengen die nauwelijks te overzien zijn. De kans is reëel dat westerse landen betrokken raken bij een langdurig conflict met immense regionale en geopolitieke consequenties. De provocaties van de door Iran bewapende Houthi’s zijn immers onmogelijk los te zien van de strijd tussen Israël en Hamas op de Gazastrook. De Houthi’s zeggen te handelen uit solidariteit met de Palestijnen. De westerse inmenging lijkt precies waar zij op aanstuurden. Saoedi-Arabië en Egypte, voor wie vrij handelsverkeer in dit deel van de wereld ook van economisch levensbelang is, houden zich vanwege de steun voor de Palestijnse zaak helaas op de vlakte.
Of de Houthi’s zich door de aanvallen laten afschrikken is bovendien nog maar de vraag. Jarenlang doorstonden ze in de burgeroorlog in Jemen bombardementen van onder andere Saoedi-Arabië, gesteund door de VS. Ze kwamen er gesterkt uit en hebben nu het grootste deel van Jemen in handen. Hoewel ze ongetwijfeld enig verlies hebben geleden, lijken ze niet erg onder de indruk en zeggen ze de westerse acties te zullen beantwoorden. De kans is levensgroot dat het geweld in Jemen nu opnieuw oplaait. Na acht jaar strijd en meer dan 200.000 doden was sinds krap twee jaar juist een wankel staakt-het-vuren van kracht. Het is ronduit wrang dat Jemen, na jaren humanitair drama, pas na hapering van de internationale handel hoog op de politieke agenda komt.
Premier Rutte noemde de Nederlandse militaire bijdrage, in de persoon van één stafofficier, „een principiële kwestie” voor een „zeevarend land”. Dat sentiment vindt in de huidige politieke constellatie vast weerklank. Maar de Tweede Kamer doet er goed aan opheldering te vragen over de totstandkoming van de besluitvorming door dit nog altijd demissionaire kabinet en, vooral, over de einddoelen van deze potentieel langdurige en sowieso riskante operatie.